Selecteer een pagina

elektra

elektrische installatie

Het elektra is door de netwerkbeheerder in uw woning ingevoerd. Deze hoofdkabel komt vanuit de straat je woning binnen in de meterkast. De meterkast verdeelt de elektriciteit via leidingen over het huis. Overal in de woning zitten verdeelpunten in het plafond. Deze worden centraaldozen genoemd. Vaak fungeren deze centraaldozen ook als lichtpunt.

Vanuit de centraaldoos lopen leidingen via het plafond verder in de wanden naar wandcontactdozen en schakelaars. Deze leidingen zijn in de wanden van de woning weggewerkt en lopen soms via bochten in het plafond of de wand.

meterkast

De meterkast is de plek waar de zogenaamde NUTS – aansluitingen binnen komen. Hier bevindt zich  de hoofdverdeelinrichting van de elektrische installatie. Deze hoofdverdeelinrichting wordt via een meetinrichting, ook wel de kWh meter genoemd, aangesloten op het openbare net van de netbeheerder. Met de kWh meter wordt het elektra – verbruik geregistreerd.
In de meterkast bevind zich veelal ook de watermeter en, indien je nog een gasaansluiting hebt, de gasmeter. Zowel de meterkast zelf als de voorzieningen in de meterkast moeten goed bereikbaar zijn. Dit is van belang bij storingen en calamiteiten en het aflezen van de meterstanden. Gebruik de meterkast daarom niet als bergruimte. De meterkast moet geventileerd worden. Houd de ventilatieopeningen open en vrij en zorg dat de luchtstroom niet wordt gehinderd.

In de meterkast vind je een groepenkaart. Op deze troepenkaart is aangeven welke ruimtes of apparaten er zijn aangesloten op de desbetreffende groep. 

Onderstaande onderdelen vind je in de meterkast.

de hoofdzekering
Het energiebedrijf voert de elektriciteit via een kabel jouw meterkast binnen en sluit deze aan in de aansluitkast. In deze verzegelde aansluitkast bevinden zich normaliter zekeringen voor de huisaansluiting.

In de wat oudere huizen of appartementen vind je vaak een huisaansluiting van 1 x 25 Ampère of in wat grotere huizen 1 a 35 Ampère aan. Tegenwoordig wordt er vaak bij appartementen 1 x 35 Ampère aangebracht en bij laagbouw woningen 3 x 25 Ampère.

Bij wat grotere woningen soms 3 x 35 Ampère. De grote van de huisaansluiting wordt bepaald door de hoeveel elektrisch apparaten en de elektra behoefte van de woning. De zwaarte van de huisaansluiting kun je altijd, in overleg met de netbeheerder, wijzigen. Kijk hiervoor op de website van de netbeheerder.

De aansluitkast blijft eigendom van de netbeheerder. Verander niets aan de kast en verwijder de verzegeling niet. Jouw garantie vervalt hiermee.

Een elektriciteitsinstallatie is niet gebouwd op de maximale, maar op de gemiddelde belasting. Bij extreme overbelasting van de installatie kan de hoofdzekering ‘doorslaan.’ In dit geval neemt je contact op met jouw netbeheerder. Extreme overbelasting ontstaat door ondeskundige uitbreiding van de installatie of door het aansluiten of gelijktijdig gebruik van veel te veel apparaten.

de hoofdschakelaar
Regel is dat je in één handeling je hele elektrische installatie van de complete woning moet kunnen uitzetten. Jouw elektrische installatie is voorzien van een hoofdschakelaar.

Deze hoofdschakelaar is geplaatst tussen de elektriciteitsmeter en de groepenkast of in de groepenkast. Hij schakelt de gehele stroomtoevoer in één keer aan of uit.

de groepenkast
Boven de elektriciteitsmeter bevindt zich de groepenkast. In de groepenkast wordt de elektriciteit verdeeld over meerdere groepen. Het kan zijn dat er op één groep een aantal ruimtes is aangesloten met enkele lichtpunten en wandcontactdozen en schakelaars. Het kan ook dat er op één groep een enkel apparaat is aangesloten, zoals bijvoorbeeld een wasmachine, wasdroger of bijvoorbeeld de vaatwasser in de keuken.

Daarnaast kan er een dubbele groep zijn aangebracht als kookgroep.
De verdeling van de elektrische installatie over deze elektragroepen staat aangegeven op de groepenkaart.

Elke groep is beveiligd tegen overbelasting. De groep is maximaal afgezekerd met een zogenaamde installatieautomaat van 16 Ampère. Een groep met een ampèrage van 16 Ampère (A) ‘slaat door’ als je meer dan 16 Ampère x 230 Volt = 3.680 Watt stroom afneemt. De groep is dus maximaal belastbaar tot ca. 3,6 kW. Apparaten die meer dan 2000 Watt verbruiken, zoals wasmachines, elektrische ovens, wasdrogers en vaatwassers, zijn vaak aangesloten op een aparte groep. Op deze zogenoemde apparatengroepen mogen geen andere apparaten worden aangesloten. Ook mogen ze niet worden gebruikt voor uitbreiding van de elektrische installatie.

Op iedere elektragroep zit een schakelaar waarmee je dit deel van de elektrische installatie spanningsvrij kunt maken. Deze schakelaar zet je uit voordat je bij voorbeeld een lamp ophangt of werkzaamheden aan de installatie verricht. Controleer voor je verder gaat echter altijd of de groep daadwerkelijk spanningsvrij is. Dit doe je met een lamp, een apparaat of een spanningszoeker.

Bij kortsluiting gaat deze schakelaar de elektragroep automatisch uit. In dat geval schakel je alle toestellen die aangesloten zijn op de elektragroep uit. Schakel de elektragroep weer in. Doe dan één voor één de aangesloten apparaten weer aan. Zo ontdek je welk toestel de stroomuitval veroorzaakt. Als het defecte toestel uit is, kun je de schakelaar van de elektragroep weer inschakelen. Blijft de installatie desondanks zonder spanning, haal er dan een erkend installateur bij.

de aardlekschakelaar
De elektragroepen worden extra beveiligd door meerdere aardlekschakelaars. De aardlekschakelaar schakelt de aangesloten elektragroepen (maximaal vier) in één keer uit als er kortsluiting ontstaat. Deze  kortsluiting kan worden veroorzaakt door een ondeugdelijke installatie of door aansluiten van onbetrouwbare apparaten op wandcontactdozen.

Op de groepenkaart staat aangegeven welke elektragroepen door welke aardlekschakelaar worden beveiligd.
Wat moet je doen als de aardlekschakelaar uitvalt?

  • Schakel alle schakelaars van de elektragroepen uit.
  • Schakel de aardlekschakelaar weer in.
  • Schakel één voor één de schakelaars van de groepen in, totdat de aardlekschakelaar weer uitvalt. De laatst ingeschakelde schakelaar leidt naar de groep waar het probleem zit.
  • Schakel vervolgens alle toestellen die aangesloten zijn op die elektragroep uit. Schakel de aardlekschakelaar dan weer in. Het één voor één inschakelen van alle toestellen leidt naar het defecte apparaat.
  • Zet het defecte apparaat uit. Je kunt de aardlekschakelaar en de groepsschakelaar weer inschakelen. Wil je het apparaat gebruiken, laat het dan repareren. Een defect apparaat kan serieuze problemen veroorzaken. Gebruik het dan ook niet voor het gerepareerd is.
  • Blijft de installatie desondanks zonder spanning, dan dient een erkend installateur te worden gewaarschuwd.

testen van de aardlekschakelaar
Voor een veilige installatie is het noodzakelijk dat de aardlekschakelaar goed werkt. Daarom raden wij aan de werking regelmatig te controleren.
Dit doe je door op de testknop (T) te drukken; Als de schakelaar uitschakelt en de stroom van de gehele woning uitvalt, is de aardlekschakelaar in orde; Schakelt hij echter niet uit, dan duidt dit op een defect. Een erkend installateur herstelt deze voor je.

Let op: bij het testen wordt de stroom tijdelijk uitgeschakeld. Zorg tijdens de test daarom dat de wasmachine, oven, computer en dergelijke niet in gebruik zijn. Apparatuur met bij voorbeeld een tijdsaanduiding, zoals videorecorder en klokradio moet je na de test opnieuw instellen.

elektriciteit
Elektriciteit, ook wel stroom genoemd, wordt ingevoerd met een spanning van 230 Volt (V).
Het stroomverbruik wordt uitgedrukt in Watt (W) of kiloWatt (kW), de spanning in Volt (V) en de stroomsterkte in Ampère (A).
Hierbij geldt de volgende formule A x V = W. Stroomverbruik wordt gemeten in kiloWatt uren (kWh). Dus als je 10 uur lang een lamp van 100 W laat branden dan het je 10 x 100 W = 1000 Wh = gelijk aan 1 kWh.

leidingen en draden
Elektradraden lopen door kunststof leidingen en kennen onderstaande kleurcodering.
Bruin = fasedraad, de aanvoerdraad, ook de + genoemd. Op deze draad staat stroom.
Blauw = afvoerdraad, de nuldraad, ook de – of 0 genoemd.
Zwart = schakeldraad, ook de lampendraad genoemd. Op deze draad staat stroom als de schakelaar aan staat.
Geel/groen = aardedraad.

De elektrische installatie in jouw woning is uitgevoerd als een centraaldozensysteem.

Dit betekent dat de schakelaars en wandcontactdozen verbonden zijn met één centraaldoos in het plafond. Je kunt een of meer centraaldozen hebben op een verdieping of in een ruimte.
Vaak fungeert een centraaldoos ook als aansluiting voor een plafondlichtpunt. Het kan zijn dat een aantal centraaldozen aan elkaar gekoppeld zijn. Deze zijn dan aangesloten op dezelfde elektragroep in de meterkast.
De elektriciteitsleidingen lopen via de centraaldozen in het plafond naar beneden in de wanden. De meeste zijn voorzien van verschillende elektriciteitsdraden.
Ion de woning kun je ook loze leidingen hebben. Deze leidingen hebben een zwarte signaleringsdraad, waarmee je gemakkelijk controleert waar de leiding naartoe loopt. Wij raden je af deze draad als trekdraad te gebruiken wanneer je de leiding in gebruik wilt nemen. Een signaaldraad is niet sterk genoeg om nieuwe elektriciteitsdraden door de leiding te trekken. Gebruik hiervoor een trekveer.

de elektriciteitsmeter
Boven de hoofdzekering bevindt zich de elektriciteitsmeter (de kWh-meter of kilowattuurmeter). Ook deze meter is verzegeld. Werkzaamheden aan de meter mogen uitsluitend worden uitgevoerd door het energiebedrijf.

de leidingen

De leidingen van de wandcontactdozen komen in de meeste gevallen vanaf de centraaldozen in het plafond. Deze leidingen zijn in de wanden van de woning verwerkt en verlopen vaak niet recht, maar in bochten. Dit verloop is direct na oplevering vaak goed te zien. Daarom raden we je aan hiervan foto’s te maken. Na de wandafwerking haal je gemakkelijker terug waar de leidingen lopen.

Jouw installatie voldoet aan de wettelijke voorschriften (NEN 1010), dat is belangrijk voor jouw veiligheid.
Het is dan ook belangrijk dat alleen een erkend installateur wijzigingen en uitbreidingen uitvoert. Huur je de woning of heb je een appartement, ga dan na of je toestemming nodig hebt van jouw eventuele verhuurder/eigenaar of de Vereniging van Eigenaren.

installatiepunten

lichtpunt
In het plafond van iedere ruimte is een centraaldoos opgenomen. Hier kun je een lichtpunt op aanbrengen. In de centraaldoos tref je blauwe, bruine,  geel/groene en zwarte bedrading aan.
De lamp of armatuur sluit je aan door de blauwe en zwarte schakeldraad aan te sluiten. Soms ook de geel/groene draad. De geel/groene draad is de aardedraad en is met name in de badkamer, buitenverlichting of voor de berging in de tuin belangrijk. Deze sluit je aan op het aardcontact van de lamp om de installatie te beveiligen tegen kortsluiting door vocht.

Lees voor je een lamp monteert goed de montagehandleiding door.

In de badkamer wordt het wandlichtpunt vaak nabij het wastafelmeubel of boven de spiegel geplaatst om het meubel van stroom te voorzien. De elektrische delen mogen zich niet in een straal van 60 cm vanaf douche- of badrand bevinden, tenzij het lichtpunt op minimaal 260 cm hoogte boven de vloer is gemonteerd. Dit zijn wettelijke voorschriften, die vastgelegd zijn in de NEN 1010. Voor een wandcontactdoos bij de wastafel is geen eisen gesteld. Deze mogen direct bij de wastafel aangebracht worden. Laat je hierover inlichten door een erkend installateur.

schakelaar
Een schakelaar is een element waarmee je de stroomtoevoer kunt onderbreken. Bij het omswitchen van de schakelaar onderbreek je de stroom van alle elementen die na de schakelaar komen. De schakelaar wordt “gevoed” met een bruine draad vanuit een centraaldoos.
De zwarte draad gaat vanaf de schakelaar naar het lichtpunt. Bij het omzetten van de schakelaar zal de stroom naar de lamp gaan. De lamp gaat aan.

wand- of vloercontactdoos
In een wand- of vloercontactdoos (ook wel stopcontacten genoemd) tref je een bruine fasedraad, een blauwe afvoerdraad en een geel/groene aardedraad aan. Bij montagewerkzaamheden is het belangrijk dat je contacten, schroeven en draden juist monteert en deze goed vastzet/aandraait.

Losse contacten geven storingen of kortsluiting, waardoor door vonken brand kan ontstaan.

loze leiding
In de woningen kunnen zogenaamde loze leidingen zijn aangebracht. Deze loze leiding is een leiding die vanaf de meterkast naar de desbetreffende ruimte loopt. In deze leiding is een zwarte controledraad aangebracht.
Deze controle draad is niet geschikt om andere bedrading aan te monteren en door de loze leiding heen te trekken. Bij teveel weerstand kan de draad breken.
Aan de zwarte controle draad bevestig je de trekveer. Het is verstandig dat één persoon voorzichtig de zwarte controledraad met de daaraan bevestigde trekveer door de loze leiding heen trekt. Een tweede persoon kan voorzichtig de trekveer de loze leiding in begeleiden. Als je teveel weerstand ervaart bij het invoeren van de trekveer kun je een zogenaamde trekveerpomp toepassen.

Als de trekveer door de loze leiding heen is kun je de bedrading hieraan vastmaken en voorzichtig door de loze leiding terugtrekken.
Als de nieuwe bekabeling in de loze leiding zit kun je deze aan beide zijden afmonteren.